Inleiding Tijdens het programma Waarderend Leiderschap in het Onderwijs houden wij een drietal telefonische coachingsgesprekken met de deelnemers. Het tweede gesprek is vaak een moment waarin mensen een doorbraak ervaren en een schitterend inzicht op doen. Vaak komt dat voort uit het vertellen van een mooie ervaring uit de praktijk. Geweldig is dat wij ook nog steeds leren van die verhalen. Dat wij regelmatig weer een nieuw facet ontdekken aan Waarderend Leiderschap en hoe dat werkt. Zo ontdekte ik onlangs aan de hand van zo’n gesprek hoe het mensen lukt om een oordeel over een ander los te laten.
Niemand is oordeelloos Dat we oordelen hebben is volstrekt normaal. Het is een natuurlijke reactie van ons brein. Het is volkomen logisch dat wij onze waarneming direct interpreteren en er labels aan hangen. Dat maakt dat we snel zaken kunnen ordenen en begrijpen. Soms is dat zelfs van levensbelang, zoals in het verkeer of bij dreiging en gevaar. Dan helpt een snel oordeel om vlot te reageren. Toch zouden we vaker oordeelloos willen zijn We merken ook wel eens dat we last hebben van onze oordelen. Zeker als emotie een rol gaat spelen, kleurt het onze waarneming en beperkt het ons in de beeldvorming van de ander. Dan zorgt een oordeel of vooroordeel ervoor dat wij het gedrag en de woorden van iemand zo interpreteren, dat het ons beeld bevestigd. Zo had een deelnemer aan het programma het idee dat een collega geheel tegen verandering was en dat die alles bij het oude wilde houden. Iedere ‘ja maar’ werd daarbij logischerwijs geïnterpreteerd als weerstand tegen vernieuwing. Er is dan weinig ruimte om zaken anders te bekijken. En dat is juist vanuit de waarderende aanpak zo belangrijk. Het kan zelfs zo zijn dat mensen niet eens meer willen delen wat hen bezighoudt als zij merken dat jij een (voor)oordeel hebt. Dat staat haaks op wat je als Waarderend Leider wilt.
Dan moet je eerst weten wat je oordeel is Belangrijk is natuurlijk in de eerste plaats dat je bewust bent van het feit dat je überhaupt een oordeel hebt. Je kan iets pas loslaten als je weet dat je het in handen hebt. Daarvoor helpt het om onderscheid te maken tussen wat je daadwerkelijk waarneemt en je interpretatie daarvan. Als we mensen vragen om te observeren en feitelijk terug te geven wat ze gezien hebben, dan horen we veelal interpretatie terug. Zo laat iemand die “ja, maar” zegt feitelijk een andere kant zien van het verhaal dat iemand verteld. Als we dat “weerstand” noemen, dan is dat een interpretatie. Het kan net zo goed een vorm van meedenken zijn. Dat iemand juist wil dat je oplossing helemaal aansluit door rekening te houden met andere factoren.
Negeren helpt niet Sommige mensen zeggen tegen zichzelf: ik mag geen oordeel hebben. Zij moeten het dan van zichzelf negeren. Dat werkt net zo goed als ‘niet denken aan een roze olifant’. Het blijft een rol spelen in je waarneming door de aandacht die je het geeft. Juist omdat je het probeert weg te duwen, kan het onderhuids een groter effect hebben. Als je van jezelf de “Ja maar” reactie niet als weerstand mag zien, loop je kans dat je er helemaal niet op gaat reageren. Door de reactie van de ander te negeren, kan het juist uitgroeien tot weerstand. Zo’n oordeel wordt dan juist een selffulfilling prophecy.
|